Ontwerpen voor de Royal Enfield Continental

De Royal Enfield Continental GT is ontworpen en getekend door het Engelse ontwerpbureau Xenophya dat zijn inspiratie heeft geput uit de Engelse racemotoren van de jaren ’60.

Aan het begin van de 18e eeuw richtte de Engelse Oost-Indische Compagnie factorijen op aan de kusten van India. In 1820 annexeerde die zelfde maatschappij een groot deel van het land waarmee de bezetting van het land zijn hoogtepunt bereikte. In 1950 werd India bevrijd van het Engelse juk en kreeg zijn onafhankelijkheid terug. Een jaar daarvoor werden de eerste Royal Enfields geïmporteerd en in 1956 werden de eerste Indiase Enfields gebouwd in Madras.
De nieuwe Continental GT brengt een eerbetoon aan de hoogtijdagen van de Engelse motoren, een gebaar dat het midden houdt tussen een buiging maken en een lange neus trekken. India neemt de legendarische herinneringen aan het Ace Café, de Triton, de Manx, enz. voor zijn rekening.
Het Engelse ontwerpbureau Xenophya kreeg de opdracht om (in samenwerking met de verantwoordelijke Indiase ontwerper S. Sivakumar) een café-racer te ontwerpen op basis van het vertrouwde Enfield ééncilinderblok, waarvan de cilinderinhoud is vergroot van 500 naar 535cc.
Xenophya heeft zich laten inspireren door de beroemdste Engelse motoren. De schetsen die hier worden getoond zijn het bewijs. Hierbij gold slechts één credo: authenticiteit!

Lyta

Deze versie van de Continental zou een pure verwijzing zijn geweest naar de Engelse race-motoren uit de jaren ’50. Een frame dat veel overeenkomsten vertoont met het Featherbedframe, de uitlaat hoog onder het zadel en vooral een Lyta-tank. Deze tank, die ontworpen was door Brian Hutchinson in de jaren ‘50, werd al snel gemonteerd op de beste racemotoren omdat de aluminium tank licht en comfortabel was. Dit ontwerp zou echter te veel afwijken van de “echte” Continental GT 250 uit 1964.

Rickman

In deze schets wordt de Continental GT gepresenteerd met een Norton Manx tank maar zonder het Featherbedframe. Dit ontwerp komt overeen met de definitieve versie die, volgens Mark Wells van Xenophya, doet denken aan de Rickman Métisse. Deze versie zorgt, volgens Mark, voor een beter stuurgedrag.

Domiracer

Paul Dunstall prepareerde, in de jaren ’60, Norton twins voor de races. Hij is beroemd geworden door zijn werk aan de Domiracer. Zijn motoren onderscheiden zich door hun lange zadel met aan het einde een opstaand kontje met een rechthoekige vorm. Xenophya heeft dit spoor verlaten en de racekuip is weggelaten omdat die te ver verwijderd is van het oorspronkelijke ontwerp van de 250.

Manx

Nogmaals een herinnering aan de Manx; deze keer met een grote uitlaat die minder gracieus is dan een uitlaat met een tegen-conus. Dit ontwerp is wel uitgevoerd met het Featherbedframe en ook het korte zitje met zijn ronde vormgeving grijpt ook terug op de Manx. De inspiratie kwam bij dit ontwerp duidelijk van Norton. Triumph schijnt nooit een mogelijke inspiratiebron te zijn geweest.

Zadels

Onder de schetsen voor een zadel bevindt zich een tweepersoons versie (die ook beschikbaar is voor de Continental GT) en een andere met een verwijderbare afdekplaat over het kontje. Onderaan zien we een ontwerp dat geïnspireerd is op Royal Enfield 750 van 1962. Dit zadel benadert de stijl van Dunstall. In het midden het Boy Racer zitje, geïnspireerd op de beroemde AJS 7R, de beroemde racer uit de jaren ’50 en ’60.

Uit Cafe Racer 68, Vertaling door: Ad van Boheemen